De R-375 Kayra.

De R-375 (Kayra of Kaira) radio-ontvanger werd vanaf 1960 geproduceerd in de fabriek in Kozitsky in Leningrad. Het was een HF-VHF (MW/UHF) radio-ontvanger met AM-, FM- en CW-functionaliteit. Er was ook een "R-375MA"-versie met een groter bereik beschikbaar. Het frequentiebereik is 20...161,5 en 20...500 MHz, verdeeld in 5 of 8 subbereiken. De ontvanger werd zowel bij de land- als de luchtmacht ingezet. Het ontwerp met buizen werd gebruikt omdat men bang was dat bij een een nucleaire explosie door de electromagnetische impuls (EMP) de radio van slag zou raken zoals de toestellen met halfgeleiders dat zouden doen.

Door op de afbeeldingen te klikken verkrijgt u een vergroting in een apart venster.

Inhoud:

1. De ontvanger.

2. Technische details van de ontvanger:

3. De voeding. 

4. De analyzer.

5. Schema's en verdere documentatie.

 

1. De ontvanger.

Het vooraanzicht van deze, toch wel unieke radio.

De linker kant met het VHF-bereik van 20 tot 210 MHz. Boven de antenne ingang met daarnaast de geprojecteerde afstemschaal. Onder de afstemknop. De aarde-aansluiting bevindt zich links onder. Rechts er van de bereikschakelaar in zes gebieden. 1) 20-31,5, 2) 31,5-50, 3) 50-79,5, 4) 79,5-115,5, 5) 115,5-161, 6) 161-210 MHz.
Onder de meter met de geel gekleurde schaal de mode-keuzeschakelaar ,Telefonie, AM, FM en Telegrafie MCW , CW. Daar onder het typeplaatje met serienummer N114126, Blok P () wat dat ook mag betekenen) TR-375 en gewicht 20 kg. Gemaakt in de USSR. Daar onder een knopje voor de IF-bandbreedteregeling, 200 of 600 kHz. De knop links van de modeschakelaar is IF-versterking. De schakelaar er onder is de selectie van de bandbreedte 40 kHz of o,3 -0,6 MHz. Daar onder de keuzeschakelaar RF-ingang A of B. Hierbij is A de VHF-ontvanger van 20 tot 210 MHz.
Tussen de schaal en de meter een uitgang van het MF-signaal van 4 MHz. Dit signaal wordt gebruikt voor een analyzer die meegeleverd werd bij de ontvanger. Hiermee kon het ontvangst-spectrum bekeken worden.

De bandschakelaar van ontvanger A.

De schaal van de afstemming. Alleen zichtbaar als de ontvanger ingeschakeld is.

Afgestemd op 21,73 MHz. Best wel nauwkeurig als de boel goed gecalibreerd is,

De rechter zijde met het UHF-gedeelte. Ook hier weer een afstemschaal. Rechts naast de meter een schakelaar om verschillende testspanningen te kunnen meten, daar onder de LF-volumeregeling.met daarnaast de schakelaar voor een laagdoorlaatfilter. De klepjes met de benaming "KOPP" zijn er voor om de schaal te corrigeren. De grote ronde knop dient weer voor de afstemming. Onder de volumeregelaar een schakelaar voor de AVC.

De bereikschakelaar voor 210-354 MHz en 354 - 500 MHz. De andere standen 7 en 8 zijn voor calibratie. De beide stop-contacten zijn van de LF-uitgang (0,3-2,5 kHz ) voor de hoofdtelefoon. Rechts daarvan is een LF- breedband-aansluiting(tot 400 kHz) . Deze wordt gebruikt om het LF-signaal te gebruiken voor het opnemen (bandrecorder) van muziek in hoge kwaliteit..

De rode schakelaar is de "Standby" schakelaar. In de stand Standby zijn alleen de gloeidraden ingeschakeld. .Er onder is de 10-polige aansluiting voor de voedingsspanningen.

Nogmaals het typeplaatje.en de regeling van de MF-bandbreedte van 200 tot 600 kHz.

Op deze meter kunnen de waarden afgelezen worden die door de keuzeshakelaar (rechts) worden gekozen.

Onderaanzicht van de ontvanger(s). Links het VHF gedeelte en rechts de UHF-afdeling.

Dit lijkt wel wat op een MF-versterker vban de UHF-ontvanger met drie buizen van het type 6J1P.  In het bereik 1 en 2 werkt de ontvanger met 1 IF = 4 MHz, in bereik 3 tot en met 6 met 1 IF = 30 MHz en 2 IF = 4 MHz, en in het bereik 7 en 8 met 1 IF = 72 MHz en 2 IF = 4 MHz.

De VHF-ontvanger.

Bovenaanzicht .Links het UHF-gedeelte en rechts het VHF-deel.

Het VHF-gedeelte. Het is allemaal heel robuust, modulair opgebouwd. Heel servicevriendelijk. Een prachtig stukje techniek. De coaxkabels zijn uitgevoerd met connectors die hier vroeger door de twee-meter-amateurs gebruikt werden.

De UHF-kant.

De achterkant met een bliok op de beide projectoren voor de twee schalen.

De glazen schaal van de afstemming. Boven de [projectielamp in de zwarte kap.

Op deze foto zijn de frequenties te zien die op het matglas aan de voorzijde van de ontvanger geprojecteerd worden. Prachtig stukje werk!! Deze schaal is voor ontvanger A.

Op deze foto is de fitting te zien van het schaallampje. Rechtsboven de wals die de juiste positie van de schaal instelt en bediend wordt door de bereikschakelaar. Het lijkt wel een versnellingsbak.

Het matglas waarop de schaal weergegeven wordt met een heel dun aanwijsstreepje.

Een nadeel was wel dat de projector wel een vrij gezichtsveld moest hebben.

De projector met lens.

Nog een stukje electronica, de bruine dingen lijken wel op de batterijhouders die ook in de GRC-9 werden gebruikt voor het verzorgen van de negatieve roosterspanning.

De linker zijde met blik op ontvanger A.

De rechter zijde met ontvanger B.

Terug naar het paginabegin.

 

2. Technische details van de ontvanger:

Het radio-ontvangercircuit maakt gebruik van 34 vacuümbuizen. De buizen van de ontvanger zijn geselecteerd voor optimaal gebruik voor de specifieke functies. De ingangssectie van de VHF-band maakt gebruik van 6S3P- en twee 6S4P-buizen, terwijl de ingangssectie van de UHF-band gebruikmaakt van zes 6S17K-metaalkeramische buizen en één 12S3S-buis. De resterende sectie maakt gebruik van 24 6Zh1P-buizen. Dit ontwerp maakte een zeer hoge gevoeligheid in de VHF-band mogelijk, vergeleken met ontvangers uit die tijd.
De minimaal mogelijke bandbreedte van 40 kHz maakt ontvangst op frequenties onder 29 MHz vrijwel onmogelijk, omdat meerdere stations tegelijkertijd kunnen worden ontvangen. Bij frequenties tussen 29 en 500 MHz is de ontvanger echter zeer bruikbaar en ook geschikt voor amateurradio. De breedband LF-uitgang kan worden gebruikt voor het opnemen van muziekprogramma's op een bandrecorder.
De optische schalen maken, na correctie met een kwartskalibrator, frequentiemetingen op elke subband (op twee referentiepunten) mogelijk met een fout van maximaal 0,15%. Om optimale omstandigheden te creëren voor het onderscheppen van de werking van communicatielijnen met een verschillend aantal multiplexkanalen, is de radio-ontvanger voorzien van de volgende bandbreedtes: ongeregeld 40 kHz en traploos instelbaar met een ondergrens van maximaal 200 kHz en met een bovengrens van minimaal 350 kHz bij werking in het frequentiebereik van 50 tot 210 MHz en minimaal 600 kHz bij werking in het frequentiebereik van 210 tot 500 MHz.
De werkelijke gevoeligheid in FM-modus met een bandbreedte van 200 kHz en een frequentieafwijking van ±75 kHz, evenals een afwijking van ±15 kHz en een bandbreedte van 40 kHz, is beter dan 5 µV op subbanden 1–2 en beter dan 2 µV op subbanden 3–5. De werkelijke gevoeligheid op subbanden 3–6 in AM-modus is beterdan 4 µV, in MCW-modus beter dan 2 µV en in CW-modus beter dan 1,5 µV. De demping van interferentie in het beeldkanaal is beter dan 40 dB op de 1e, 2e en 7e subband en beter dan 45 dB op de 3e, 4e, 5e, 6e en 8e subband. De demping van interferentie in het eerste middenfrequentiekanaal isbeter dan 60 dB.
Voor de ontvangst werd een V-vormige antenne voor het frequentiebereik van 40-120 MHz; een spiraalvormige prismatische antenne voor het frequentiebereik van 115-210 MHz; een spiraalvormige piramidale antenne voor het frequentiebereik van 210-500 MHz; met een 8 meter hoge mast met een draaimechanisme voor de montage van een V-vormige antenne en een 8 meter hoge mast voor de montage van beide spiraalvormige antennes.

Frequentiebereik: 20 - 500 MHz

Aantal bereiken: 8

Modulatie (bedrijfsmodi): AM, FM, CW en MCW

Gevoeligheid in smalbandmodus (40 kHz): 1,5 µV of beter

in breedbandmodus (200/350/600 kHz): 4-7,5 µV

Stroomverbruik: 180 W

Gewicht: radio-ontvanger: 20,3 kg

Terug naar het paginabegin.

 

3. De voeding. 

De voeding kan voortzien worden van spanning door een wisselstroomnet met een spanning van 110, 127 en 220 V 50 Hz of een spanning van 115 V 400 Hz ; Ook kan de voeding plaats vinden via batterijen (omvormer) met een spanning van 12,5 V.
De voeding is voorzien van een spanningsstabilisator met een anode-, scherm-rooster- en gloeidraadregelaar. De gebruikte buizen zijn twee 6S19P-buizen, twee 6N3P-buizen en twee SG15P-buizen.

Foto's van de website: https://www.rw6ase.narod.ru

De ontvanger in combinatie met een analyzer en bovenop het geheel staat de voedings-unit. De analyse-eenheid meegeleverd.

De zekeringen links boven achter de klep. Daaronder een plaatje(zwart) met de mededeling"Niet inschakelen zonder belasting".  Rechts daarvan de aan/uitschakelaar. Op het ronde kapje staat "Netvoeding". De drie knopjes zijn voor. resp. Nom.freq. 50 Hz,  400 Hz. De derde is niet te lezen. Er onder de aansluiting voor de ontvanger.

Het binnenwerk vanaf de voorzijde gezien.

De achterkant met nog een hele rits contacten, waarvoor is nog niet duidelijk.

Terug naar het paginabegin.

 

4. De analyzer.

Een complete installatie .

Foto's van de website: https://ra3dak.com

Een foto van een gedeeltelijk gesloopte analyzer. Foto : Analyzer

Overzicht bovenkant.

Componentenopstelling.

De onderkant.

De achterkant.

 

Nog wat details:

  1. De analyzer heeft een vloeiend frequentiebereik van 4 tot 330 kHz, bestreken door twee subbereiken. De afstemschaal is fotogekalibreerd en gegradueerd in subdraaggolffrequenties van het geëxtraheerde enkelzijbandsignaal langs de onderste zijband. De schaalverdelingswaarde is twee kilohertz.
  2. Na schaalcorrectie met behulp van de referentiepunten van de kwartskristalkalibrator bedraagt ​​de afleesfout minder dan 300 Hz.
  3. De afsteminstabiliteit van de analyzer bedraagt ​​minder dan 50 Hz gedurende 30 minuten na een uur opwarmtijd.
  4. Een systeem van hoogfrequente ingangsaansluitingen en -kabels maakt het mogelijk om meerdere analyzers op één radio-ontvanger aan te sluiten.
  5. De ingangsspanning, die een normale uitgangsspanning van 1,5 V levert op twee TA-56M hoofdtelefoons (50 ohm), bedraagt ​​maximaal 50 mV over het gehele bereik van de analyzer.
  6. De coëfficiënt van niet-lineaire vervorming bij een frequentie van 1000 Hz bij de uitgang bij Uout = 1,5 V op twee paar TA-56M hoofdtelefoons (50 0 m) is minder dan 6%.
  7. Het analyseapparaat heeft twee omschakelbare doorlaatbanden: smal en breed. Onder normale klimatologische omstandigheden is de smalle doorlaatband niet minder dan 2,2 kHz bij een niveau van 0,5 en niet meer dan 3,3 kHz bij een niveau van 0,01. De brede band is niet minder dan 2,7 kHz bij een niveau van 0,5 en niet meer dan 4 kHz bij een niveau van 0,01.
  8. De versterkingsongelijkmatigheid in de doorlaatband is minder dan 6 dB.
  9. De laagfrequente uitgang van het analyseapparaat is ontworpen om één of twee paar TA-56M hoofdtelefoons (50 0 m) en een lijn met een impedantie van 600 0 m aan te sluiten.
  10. Het analyseapparaat wordt gevoed door een wisselstroomnet van 110-220 V 50 Hz met een spanningsverloop van 110, 127, 180, 220 V; door een 115 V 400 Hz-net en door 6,25 V-batterijen. Het opgenomen vermogen van het wisselstroomnet bedraagt ​​maximaal 32 VA. Het opgenomen vermogen van de batterijen bedraagt ​​maximaal 17 W. De bruikbaarheid van het analyseapparaat blijft behouden bij schommelingen in de netspanning van ±10% en bij een batterijspanning binnen het bereik van 7,0-5,7 V. Het analyseapparaat blijft bruikbaar bij omgevingstemperaturen van -10 °C tot +40 °C, evenals bij kortdurende blootstelling (tot 48 uur) aan omstandigheden met een verhoogde relatieve luchtvochtigheid van maximaal 98% bij temperaturen tot +40 °C.

Werking van het apparaat:

De bediening van het analyseapparaat omvat: het analyseren van het frequentiespectrum dat via de breedbanduitgang van de ontvanger naar de ingang van het apparaat wordt gestuurd om enkelzijband telefoongesprekken en hun belangrijkste kenmerken te identificeren (zijbandtype, subdraaggolffrequentie, afstand tussen aangrenzende telefoongesprekken, aantal enkelzijband telefoongesprekken in het totale spectrum, enz.); het selecteren van een bijzonder interessante telefoongesprek en het langdurig beluisteren ervan zonder de frequentie aan te passen. Op basis van deze analyse wordt het spectrum van het signaal dat naar de ingang van het analyseapparaat wordt gestuurd, geplot. De spectrumanalyse wordt eerst uitgevoerd op de eerste subband en vervolgens op de tweede subband door de eerste lokale oscillator (TUNING-knop) aan te passen. Als het frequentiespectrum dat naar de ingang van het apparaat wordt gestuurd enkelzijband telefoongesprekken met restdraaggolffrequenties bevat, wordt de afstemming uitgevoerd op basis van de nulslagen die in de telefoons te horen zijn. Fijnafstemming komt overeen met nulslagen en volledige spraakverstaanbaarheid op een bepaald telefoonkanaal. In geval van volledige onverstaanbaarheid van spraak (omgekeerd geluid, d.w.z. het laagfrequente spectrum is omgekeerd), is het noodzakelijk om de linker BANDWIDTH-schakelaar naar de andere positie te verplaatsen - OMHOOG (als deze in de LOWER-positie stond) en af ​​te stemmen op nul beats. In het geval dat het frequentiespectrum dat aan de ingang van het apparaat wordt geleverd telefoongesprekken bevat waarvan de subdraaggolffrequenties volledig onderdrukt zijn, wordt de afstemming op de telefoongesprek uitgevoerd op basis van de spraakverstaanbaarheid in het telefoonkanaal aan de uitgang van het analyseapparaat. De BANDWIDTH-schakelaar wordt op dezelfde manier gemanipuleerd als in het eerste geval. Nadat u sequentieel het volledige bereik van het analyseapparaat hebt doorlopen, moet u het spectrum tekenen van de signaalcompressie die aan de ingang van het apparaat wordt geleverd. Door nauwkeurig af te stemmen op elke telefoongesprek, kunt u de waarde van de subdraaggolffrequentie van een gegeven telefoongesprek bepalen en het type zijband waarop wordt gewerkt. De frequentieafstand tussen enkelzijband-telefoontransmissies wordt bepaald door een aantal aangrenzende telefoontransmissies te isoleren, dat wil zeggen na het op papier uitzetten van het totale spectrum van de te analyseren signaalcompressie. Bij het aflezen van de subdraaggolffrequentiewaarden op de schaal van het apparaat moet er rekening mee worden gehouden dat de schaal is gekalibreerd voor de ontvangst van een telefoontransmissie op de onderste zijband (de stand van de linker tuimelschakelaar is BAND - LAAG). Dat wil zeggen, bij het isoleren van een telefoontransmissie op de onderste zijband is de aflezing op de schaal de werkelijke waarde van de subdraaggolffrequentie van deze transmissie (of het punt op de frequentie-as waar de subdraaggolf moet worden hersteld). Bij het isoleren van een telefoontransmissie op de bovenste zijband, om de subdraaggolffrequentiewaarde te bepalen, leest u de frequentiewaarde af op de afstemschaal en trekt u van dit getal de F-waarde af die is vermeld in het gegevensblad van dit apparaat (F is het verschil tussen de kwartsfrequenties van de tweede lokale oscillator bij ontvangst van de bovenste en onderste zijband). Het multiplexspectrum wordt als volgt weergegeven: de subdraaggolffrequenties worden op de frequentie-as uitgezet (een doorgetrokken lijn geeft een restwaarde aan en een stippellijn geeft volledige onderdrukking van de subdraaggolffrequentie aan). De zijband wordt rechts weergegeven als de transmissie op de bovenste zijband plaatsvindt en links als de transmissie op de onderste zijband plaatsvindt. De selectie van één vooraf ingestelde telefoontransmissie verloopt als volgt. De linker BANDBREEDTE-tuimelschakelaar wordt in de gewenste stand gezet, afhankelijk van het zijbandtype; de ​​positie van de rechtertuimelschakelaar wordt bepaald door de afstand tussen aangrenzende subdraaggolffrequenties. (Een afstand van 4 kHz komt overeen met de WIDE-stand, een afstand van ongeveer 3 kHz - NUMERIEK.). Met de TUNING-knop wordt de opgegeven frequentie ingesteld (rekening houdend met de F-waarde). Houd bij het werken met het apparaat rekening met het volgende:

1. Bij het analyseren van het signaalspectrum en het ontvangen van een individuele enkelzijdige telefoontransmissie, moet de INPUT LEVEL-knop indien mogelijk helemaal links worden gezet, de INPUT-tuimelschakelaar op de 1:1-positie en de VOLUME-knop op een positie dicht bij de maximale versterking.

2. De INPUT-schakelaar wordt op de 1:10-positie gezet wanneer een aanzienlijk hoger signaal dan normaal (50 mV) op de ingang wordt toegepast, om combinatievervorming aan de uitgang van het apparaat te verminderen.

3. Bij het analyseren van het spectrum van een signaal dat de ingang van het analyseapparaat bereikt, is het raadzaam om de rechter BANDWIDTH-schakelaar op de ULTRASONIC-positie te zetten wanneer de frequentieafstand tussen aangrenzende subdragers niet vooraf bekend is.

4. Wanneer u meerdere analyseapparaten parallel op één R-375-ontvanger aansluit, is het noodzakelijk om twee parallel geschakelde ingangsconnectoren op het voorpaneel van het apparaat te gebruiken, d.w.z. het eerste apparaat wordt rechtstreeks op de ontvanger aangesloten en elk volgend apparaat wordt met zijn eigen slang op een vrije connector van het vorige apparaat aangesloten.

De beschrijving en specificaties zijn afkomstig van de website RADIOSCANER.RU

Terug naar het paginabegin.

 

5. Schema's en verdere documentatie.

Tot op heden heb ik niets kunnen vinden. wie wel???

Terug naar het paginabegin.

 

Flag Counter